Lasersnijders maken gebruik van krachtige laserstralen om door materialen te snijden. Het basisprincipe bestaat uit de volgende stappen:
1. Lasergeneratie: De lasersnijmachine produceert een laserstraal met hoge energie via een laser zoals een CO2-laser, fiberlaser of YAG-laser. Laserlicht wordt geproduceerd in de vorm van elektromagnetische straling, die een extreem hoge helderheid en gerichtheid heeft.
2. Transmissie van laserstralen: De resulterende laserstraal wordt door een reeks spiegels en lenzen op een heel klein punt gefocusseerd. De diameter van dit brandpunt is meestal erg klein en kan het micronniveau bereiken, wat resulteert in een zeer hoge vermogensdichtheid van de laser.
3. Verwarmen en smelten van het materiaal: Wanneer de gefocusseerde laserstraal het oppervlak van het materiaal raakt, absorbeert het materiaal de laserenergie, waardoor de temperatuur van het bestraalde gebied snel stijgt en het materiaal smelt, ablateert of verdampt. Voor metalen materialen worden vaak hulpgassen zoals zuurstof, stikstof of lucht gebruikt om het gesmolten materiaal weg te blazen of om chemische reacties zoals oxidatie te bevorderen om het snijproces te versnellen.
4. Snijden voltooid: De laserstraal beweegt langs een vast pad om het materiaal te snijden. De lasersnijmachine kan de beweging van de laserstraal nauwkeurig regelen via het numerieke besturingssysteem (CNC), om nauwkeurig snijden van complexe patronen te bereiken.
5. Koelen en vormen: na het snijden zijn de randen van de lasersnede meestal erg glad en wordt het materiaal minder vervormd vanwege het kleine door hitte beïnvloede gebied. Na voldoende afkoeling kunnen de gesneden delen direct of voor nabewerking gebruikt worden.